De leermeester van mijn leermeester
arriveerde als jonge arts in 1936 in Rwanda, en werd er lijfarts en
vertrouweling van de mwami, de Tutsikoning. Hij was toen al afgezet, omdat hij
zich niet wilde bekeren tot het christendom. Tutsi en Belgen kwamen nochtans goed overeen. De
Tutsi zijn een herdersvolk: kundig als krijger maar ook kundig als bestuurder.
Als een mwami de zware boog van de Tutsi-krijgers niet langer kon spannen, werd
hij ritueel gedood door zijn oudste zoon. De vader gaat in de schoot van zijn
zoon liggen, die hem wurgt. Er is geen hogere eer denkbaar. Koning was van
oudsher een riskant beroep met lage overlevingskans. De mwami die een hoge
leeftijd bereikte, had het lot en zijn vijanden afgehouden. Slechts het eigen
bloed had zijn leven kunnen nemen. De oude mwami was woedend op zijn arts en de
Belgen: die hadden deze rituele dood verboden. Hij voelde zich veroordeeld tot
eerloos sterven.
Er zijn twee redenen om te sterven: pech
en ouderdom. Wie vroeger genoeg geluk had, werd oud. In sterftetafels van vroeger, toen ook in Europa de
levensverwachting lager was dan 40 jaar, zijn er twee pieken van hoge sterfte:
tijdens de jonge kinderjaren en als zeventiger.
75 jaar is zowat onze natuurlijke vervaldatum, een leeftijd die ook vroeger
werd bereikt voor wie meeval had. Dat betekent dat harde beslissingen rond het
levenseinde van alle tijden zijn. Hierover ondervraagd, vertellen pygmeeën dat
dat hun grootste angst is: zo oud worden dat ze niet meer mee kunnen. Seminomaden
kunnen zich geen kwetsbare ouderen in verpleeghuizen permitteren. Wie geluk had
en dus oud werd, moest daar een oplossing voor vinden. Bij de pygmeeën verlaat
de bejaarde de groep, een zekere dood in het woud tegemoet. Het is vermoedelijk
het normale levenseinde van wie vroeger gespaard bleef door het lot. In dat
licht is het einde van een Tutsi-heerser in de handen van zijn zoon nobel.
Die sterftepiek op hogere leeftijd is
een flinke tien jaren opgeschoven, tot dicht bij de 90 jaar. We leven voorbij
de vervaldatum van ons kwetsbare brein. We verliezen zeggenschap over onszelf,
worden ontluisterde poppen in de handen van anderen, overgeleverd aan een
grillige en meedogenloze aftakeling. We doen heus ons best om het demente
mensen nog naar de zin te maken. Maar vraag aan verpleeghuisartsen of ze,
hoogbejaard en met een falend brein, willen worden opgenomen in de eigen
psychogeriatrie.
Wie heeft er zeggenschap over mij als ik
dement ben? Wie ik ben geweest, is een vergeten verleden. Maar heeft een ander
meer zeggenschap dan wie ik was? In een gedachte-experiment uit de
humanistische ethiek word ik één dag hersteld tot wie ik ben geweest en
geconfronteerd met wie ik ben geworden. De beslissing die ik dan neem, is de
ethisch juiste. Ook als ik die de dag erna weer
ben vergeten. Want ook met een falend brein blijft het míjn levensloop en míjn
levenslot. Ik weet het niet heel zeker. Maar ik denk dat als we een dergelijk
magisch experiment van kortdurende heropstanding zouden kunnen uitvoeren, het
rustig zou worden in onze psychogeriatrie.De personeelstekorten zouden al even
magisch worden opgeheven.
Het is duivels. Het wel doden van iemand
die dat niet wil omdat hij vergeten is dat hij dit wil, is moord. Het niet
doden van iemand die dat wel wil maar zelf niet kan, is ethisch even verwerpelijk.
Het uit het leven stappen terwijl je nog zelf kunt beslissen, is zonde: je laat
de laatste spranken van dit wonderlijke leven staan. Die uitstap uitstellen is
levensgevaarlijk, want aftakeling is grillig en onvoorspelbaar. De val slaat
dicht voor je het weet.
Sta mij dus toe de trotse dood van een
oude krijger door de hand van zijn kinderen te benijden. De mwami had gelijk: er is geen waardiger einde denkbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten