In de leeftijdsgroep 30-54 jaar in 1989-91 zouden er 947 doden
zijn gevallen, als er evenveel vrouwen van dezelfde leeftijd zouden zijn
geweest in 1989-91 als in 2009-11. In 2009-11 zijn er maar 621
borstkankersterfgevallen te betreuren: een daling van 34%. in 1989-91 in de
leeftijdsgroep van 55-80 jaar waren er 2724 doden (steeds als er evenveel
vrouwen waren geweest in 1989-91 als in 2009-11). Er waren in 2009-11 1654 doden,
een daling van 32% (goed vergelijkbaar met het Gezondheidsraadrapport). In de
gescreende leeftijdsgroep daalde de borstkankersterfte dus iets minder snel dan
in de niet gescreende leeftijdsgroep. Dit gebrek aan verschil in sterftedaling tussen
gescreende en niet gescreende leeftijdsgroepen wordt overal in Europa opgemerkt.(2,
3) Het wordt nooit opgemerkt in opeenvolgende
Gezondheidsraadrapporten, en wordt dus ook nooit verklaard. Dat is namelijk nogal moeilijk.
Het verschil in borstkankersterfte tussen 1989-91 en 2009-11
in de leeftijdsgroep 55-80 jaar is 773 borstkankerdoden per jaar (na
correctie voor leeftijdsopbouw). De
voorstanders van screening, voornamelijk het RIVM en de Rotterdamse studiegroep,
presenteren verschillende schattingen van mammografische borstkankerscreening
als oorzaak van de sterftedaling, naar gelang het consumenten of wetenschappers
betreft. De ene schatting, voor publieksvoorlichting
(http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_borstkanker/Wel_of_niet_meedoen_aan_het_bevolkingsonderzoek),
is 775 doden, de totale sterftedaling. Een andere schatting, uit deels dezelfde
onderzoeksgroep, stelt dat 28 tot 65% van de totale sterftedaling kan worden
verklaard door screening, met 50% als beste schatting voor Nederland. Toegepast op de Nederlandse sterftegegevens wordt
dat 386 (tussen 216 en 502) door screening verklaarde doden.
Beide schattingen kunnen onmogelijk tegelijkertijd waar zijn.
In het Gezondheidsraadrapport staan beide stellingen naast elkaar! De waargenomen sterftedaling wordt voorgesteld
als een daling in cijfers, nergens wordt uitgerekend wat dat betekent in
aantallen of worden beide cijfers met elkaar vergeleken. Dat kan niet
anders dan kwaad opzet zijn.
Evidence based medicine over borstkankerscreening
In de hiërarchie van evidence scoort de meta-analyse van gerandomiseerde
gecontroleerde vergelijkingen het hoogste. De voorstanders negeren de bestaande
meta-analyses van de uitgevoerde gerandomiseerde en gecontroleerde trials. Er
zijn verschillende meta-analyses van gereputeerde instellingen.(1, 5-8) De schattingen
ontlopen elkaar nauwelijks, wel de manier waarop de onzekerheden rond de
methodologisch twijfelachtige trials worden behandeld. De Nordic Cochrane Collaboration vond een
sterftereductie van 10% in de betere trials en van 25% in de slechtere. De som
van beide is 20% en consistent met de andere meta-analysen.
In de hierarchie van Evidence Based Medicine zijn observationele
studies zwakker. Een relevante vergelijking om het effect van een georganiseerd
bevolkingsonderzoek te schatten is het vergelijken tussen zorgsystemen of
leeftijdsgroepen met of zonder georganiseerd bevolkingsonderzoek, zoals
Vlaanderen en Nederland.(9-11) Meer dan twintig jaar georganiseerde mammografische
screening in Zweden, Nederland of de UK maakt geen aantoonbaar verschil in trends
in borstkankersterfte met vergelijkbare landen die later en minder intensief
zijn beginnen screenen, zoals Noorwegen, Vlaanderen of Ierland. Baarmoederhalskankerscreening
toont deze verschillen tussen landen wel (zoals bvb tussen Nederland en
Vlaanderen). Een observationele studie die de sterftedaling door verbeterde
behandeling kan omzeilen, telt niet de aantallen doden maar het aantal
borstkankers in een gevorderd stadium. Als screening effectief is, worden deze
afgevangen in een eerder stadium en moeten de aantallen borstkankers in een
gevorderd stadium dalen. Deze daling wordt niet vastgesteld, ook niet in
Nederland.(12-13)
Het scheppen van bewijs door bedrog.
De voorstanders van screening onderbouwen hun beweringen over
grote effectiviteit op retrospectieve studies die deelnemers met
niet-deelnemers vergelijken. (14) De review van de Lancet besluit in één zin dat
deze methode onbetrouwbaar is.(1) Dergelijke vergelijkingen worden steeds gemaakt
ter promotie van lucratieve ondernemingen zoals hormoonvervangende therapieën
(waar ze wereldwijd tienduizenden slachtoffers heeft gemaakt), griepvaccinatie
of borstkankerscreening.(14-16) Dergelijke ontoelaatbare vergelijkingen staan
ook bekend als “compliance bias”,(15, 17) een bias die wordt veroorzaakt door
het “healthy adherer effect”.(18) Gebruikers en niet-gebruikers van een
medicijn of gezondheidsinterventie verschillen dramatisch ten voordele van enige
gezondheidsinterventie door motivatie, morbiditeit en cognitie. Deelnemers zijn gezondheidsbewust, bij niet
deelnemers bevinden zich ernstig zieken, cognitief beperkten, zorgweigeraars,
enzovoort. Het trouw slikken van placebo in de controlegroep van trials doet de
totale sterfte met bijna de helft (44%) dalen door het slikken van placebo, ook
na statistische correctie in gesofisticeerde trials.(15, 18) Volgens de Gezondheidsraad moeten we dus allemaal placebo slikken. Griepvaccinatie halveert
de totale sterfte door alle doodsoorzaken bij de ouderen dan 65 jaar, wat meer
dan tienmaal de oversterfte door griep is.(16) Volgens de “studie” van
Rotterdam doet borstkankerscreening de borstkankersterfte bij de 70+ met 84% dalen,
dit “na statistische correctie”.(14) Dit toont hoe compliance bias en healthy
adherer bias werken: bij de 70+ neemt het aantal chronisch zieken en cognitief
beperkten snel toe. Die gaan niet meer deelnemen aan borstkankerscreening, maar
hebben wel een hoge borstkankersterfte. De auteurs van dergelijke retrospectieve studies
beweren uiteraard dat zij statistisch kunnen corrigeren voor deze verschillen,
het bewijs daarvoor is echter niet te leveren.(zie ook de review in de Lancet,
(1)) Volgens Otto en andere is de sterfte aan borstkanker bij de niet
deelnemers 11% lager dan bij de deelnemers.(16)
Dat is niet geloofwaardig, gegeven de zowat gehalveerde sterfte tussen mensen
die placebo nemen en die dit niet nemen. Bij 80% compliance, 50% effectiviteit en
een verschil in borstkankersterfte van 11% tussen deelnemers en niet-deelnemers
zouden inderdaad een 775 kankerdoden jaarlijks worden gered. Dit is enkel
mogelijk als betere behandeling geen enkel effect had. Volgens hun “andere”
analyse is dat echter met een factor twee overschat. De enig mogelijke verklaring voor deze contradicties en vergetelheden is bedrieglijk opzet.
Nog enige laatste overwegingen:
De totale borstkankersterfte als noemer is een
overschatting. Borstkankerscreening is een laag risico strategie: vrouwen met
een hoog risico moeten klinisch worden opgevolgd (dat heet surveillance, niet
screening). Bevolkingsprogramma’s zijn minder effectief dan studieprogramma’s:
studieprogramma’s worden geleid door gemotiveerde deskundigen in topcentra,
bevolkingsprogramma’s zijn een weergave van de dagelijkse realiteit. De sterk
afgenomen sterfte door verbeterde behandeling reduceert de effecten van
borstkankerscreening.
Conclusies
1-
Een sterftedaling van 775 doden in Nederland door
mammografische screening negeert het feit dat de sterftedaling in de jongere,
niet gescreende leeftijdsgroep hoger is dan in de oudere, gescreende
leeftijdsgroep. Dit wordt niet vermeld in het Gezondheidsraadrapport.
2-
Een sterftedaling van 775 doden door
mammografische screening veronderstelt geen enkel effect van behandeling. Voor
een wetenschappelijk publiek verklaart dezelfde onderzoeksgroep dat de helft
van de sterftedaling wel kan worden verklaard door behandeling. Beide
stellingen kunnen niet tegelijkertijd waar zijn.
3-
Een sterftedaling van 775 doden in de oudere
groep, louter veroorzaakt door screening, en een sterkere sterftedaling in de
jongere leeftijdsgroep, louter veroorzaakt door behandeling, veronderstelt
extreme verschillen tussen de effectiviteit van borstkankerbehandeling bij
ouderen en jongeren.
4-
Bij dergelijke straffe daling door screening
zouden er verschillen moeten optreden tussen vergelijkbare landen die screenen
of niet screenen. Die zijn nooit waargenomen, wel integendeel.
5-
Retrospectieve vergelijkingen van deelnemers en
niet-deelnemers zijn niet betrouwbaar. De meer betrouwbare meta-analyses
suggereren een sterftedaling door borstkankerscreening (intention to treat) van
20%. Dit is vermoedelijk een overschatting, vergeleken met de dagelijkse screeningspraktijk in een context van een fors gedaalde borstkankersterfte door sterk verbeterde behandeling.
Referenties
(1)
UK Independent Panel On Breast Cancer Screening. The benefits and harms of
breast cancer screening: an independent review. Lancet.
2012;380(9855):1778-86. Epub 2012/11/03.
(2)
Jorgensen KJ, Zahl PH, Gotzsche
PC. Breast cancer mortality in
organised mammography screening in Denmark: comparative study. Bmj.
2010;340:c1241.
(4)
Mandelblatt JS, Cronin KA,
Berry DA, Chang Y, de Koning HJ, Lee SJ, et al. Modeling the impact of population screening on breast
cancer mortality in the United States. Breast. 2011;20 Suppl 3:S75-81. Epub 2011/11/02.
(5) UK Independent Panel On Breast Cancer
Screening. The benefits and harms of breast cancer screening: an independent
review. Lancet. 2012;380(9855):1778-86. Epub 2012/11/03.
(6) Nystrom L, Andersson I, Bjurstam N,
Frisell J, Nordenskjold B, Rutqvist LE. Long-term effects of mammography
screening: updated overview of the Swedish randomised trials. Lancet.
2002;359(9310):909-19.
(9)
Bonneux L. De voor- en nadelen
van borstkankerscreening: tijd voor evidence-based informatie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A887.
(12) Autier P, Boniol M, Middleton R, Dore
JF, Hery C, Zheng T, et al. Advanced breast cancer incidence following
population-based mammographic screening. Annals of oncology : official journal
of the European Society for Medical Oncology / ESMO. 2011;22(8):1726-35. Epub 2011/01/22.
(13) Nederend J, Duijm LE, Voogd AC, Groenewoud JH, Jansen FH, Louwman MW. Trends in incidence and detection of advanced breast cancer at biennial
screening mammography in The Netherlands: a population based study. Breast cancer research : BCR.
2012;14(1):R10. Epub 2012/01/11.
(14) Otto SJ, Fracheboud J, Verbeek AL, Boer R, Reijerink-Verheij JC, Otten JD,
et al. Mammography screening and risk of breast cancer death:
a population-based case-control study. Cancer epidemiology, biomarkers &
prevention : a publication of the American Association for Cancer Research,
cosponsored by the American Society of Preventive Oncology. 2012;21(1):66-73. Epub
2011/12/08.
(16) Hak E, Buskens E, van Essen GA, de Bakker DH, Grobbee DE, Tacken MA, et
al. Clinical effectiveness of influenza vaccination in
persons younger than 65 years with high-risk medical conditions: the PRISMA
study. Arch Intern Med. 2005;165(3):274-80. Epub 2005/02/16.
(17) Feinstein AR. Clinical biostatistics. XXX. Biostatistical
problems in 'compliance bias'. Clinical pharmacology and therapeutics.
1974;16(5 Part 1):846-57. Epub 1974/11/01.
(18) Simpson SH, Eurich DT,
Majumdar SR, Padwal RS, Tsuyuki RT, Varney J, et al. A meta-analysis of the association between adherence to
drug therapy and mortality. BMJ. 2006;333(7557):15. Epub
2006/06/23.
DANK voor dit stuk. Ik liep de hele dag al te knarsetanden over de berichtgeving in de kranten hierover.
BeantwoordenVerwijderenHet is beschamend hoe dit soort dingen gaan en de hele bevolking wordt bedonderd. Wat is dat - geldelijk gewin? Hoop en houvast?...
Hoe dan ook dit soort tegengeluid mag wat mij betreft overal te horen zijn!
Luc,
BeantwoordenVerwijderenMet Borstkankerscreening ben ik zo ongeveer opgegroeid in mijn 17 jaar als huisarts, maar je brengt me aan het twijfelen. Dat is altijd goed.
Toch een kritische noot: Premenopauzale borstkanker is vaker erfelijk.
Kan de daling in sterfte niet veroorzaakt zijn door een toegenomen bewustzijn bij vrouwen met erfelijk risico en artsen en zijn er dus tegenwoordig niet veel meer jonge vrouwen die onder surveillance staan? Hierdoor zou de daling in sterfte bij de jonge leeftijdsgroep kunnen berusten op betere vroegopsporing in de risicogroepen en (bij toeval, dat dan weer wel) even hoog zijn als het effect van screening in de oudere groep.
Geert-Jan van Holten
Er zijn uiteraard een oneindig aantal speculaties mogelijk. Het blijft gênant dat de daling in de niet gescreende leeftijdsgroep nagenoeg exact gelijk is aan de gescreende leeftijdsgroep. Het is nog gênanter dat het Gezondheidsraadrapport dit brutaal negeert.
Verwijderen