De auteur heeft drie cafetaria’s van universitaire
medische centra aan den lijve ondervonden. Specialiteiten: groenten sufgekookt
in pekel, verkoold vlees in vieze jus van glucosestroop, en gefrituurde vis in
vettigheid. Het is onmiskenbaar een taak voor de volksgezondheid om de
kwaliteit van de collectieve keukens boven die van een doorsnee Oost-Europese
legerkazerne uit te tillen. Maar terwijl de biomassa Nederlanders een stuk
sneller toenam dan hun aantal, ontploften de medische faculteiten in snel
groeiende productie-eenheden van bedrukt papier.
Ik zocht in PubMed met de sleutelwoorden ‘cancer’, ‘epidemiology’ en ‘nutrition’, gecombineerd met ‘Netherlands’
in de affiliatie. Vervolgens identificeerde ik de laatste vijftig artikelen
over dit onderwerp en las de abstracts. Het beroep
van wetenschapper kan hard zijn. Onderzoek begint met het scheppen van
doelgerichte theorieën in een vlucht van de verbeelding. Verbeelding is wel het
laatste waarop deze kankerepidemiologen zich willen laten betrappen. Ze hebben,
letterlijk en figuurlijk, geen idee. Ze graaien blind in de zwarte doos van
vele nutriënten en vele kankers.
De studiehypothese is die van mijn oma: als je ziek bent,
heb je iets verkeerd gegeten. Nederlanders eten meerdere keren daags.
Nederlanders eten velerlei soorten groenten, fruit en vlees en drinken verschillende
soorten drank, waaronder de bij subsidiegevers immer populaire alcohol en melk.
Pleur dit allemaal in voedingstabellen en je hebt nog veel meer nutriënten. Als
je geen last hebt van enig idee, kun je tot in het oneindige de associaties
opbaggeren uit dit troebele water. Als er ooit iets waardevols tussen zou
zitten, is dat onmogelijk te onderscheiden van toeval.
Onder de bezielende leiding van hun promotor-baggeraar
storten de jonge promotiestudenten zich op de software en snijden ze een dun
worstje in de kleinst mogelijke publicatieplakjes. Een auteur beschrijft
associaties tussen voeding en blaaskanker. Dat is nooit iets geweest en zal –
zolang er geen plausibele theorie is – ook nooit iets worden. Over ‘niets’ kun
je veel schrijven, acht artikelen om precies te zijn. Je begint met
‘meta-analysen’. Met een sleepnet dreg je de inhoudsloze bagger van anderen op
en herkauwt die nog eens. Vervolgens ga je baggeren in de eigen afval.
Bloemkool, gekookte worteltjes, mandarijntjes en b-cryptoxanthine zijn
‘statistisch significant invers geassocieerd’ (ik vind dit niet uit). De
gegevens ‘suggereren mogelijk een positieve associatie bij mannen en
waarschijnlijk een inverse associatie bij vrouwen’ (ook dit vind ik niet uit).
Thee is ‘invers geassocieerd’ met blaaskanker (artikel 1) of ‘schijnt níet
gerelateerd te zijn’ aan blaaskanker (artikel 2). Alcohol bevordert blaaskanker
bij mannen, niet bij vrouwen, maar de gegevens ‘suggereren’ geen grote
effecten. Er wordt wat afgesuggereerd over deze bagger, maar er is nooit iets
gevonden wat we al geen eeuwigheden wisten.
Zoek en vervang blaaskanker door prostaatkanker en je
verkrijgt het werk van zijn voorganger. Witte wijn en aperitiefwijnen toonden
een verband met prostaatkanker, maar rode wijn niet. Dierlijke producten
toonden geen verband met prostaatkanker, maar ‘zekere’ vetzuren wel. Uit de
groentenbak komen rauwe andijvie, mandarijntjes en druiven als beschermend,
porei, appelsienen en champignons als schadelijk. Zoek en vervang
prostaatkanker door dikkedarmkanker en daar treedt de nieuwe toekomstige
hooggeleerde voor het voetlicht. Die is nog in de fase van het opdreggen van de
bagger van anderen. Veel alcohol drinken was ‘matig’ gecorreleerd met
dikkedarmkanker. Zijn voorganger ontdekte dat calcium het risico op
prostaatkanker verhoogt; hij vindt dat calcium het risico op dikkedarmkanker
verlaagt.
Negatief onderzoek kan het belangrijke resultaat zijn van
interessante ideeën die helaas fout bleken. Zonder idee is negatief onderzoek
negatief. Het doelloos baggeren in voedingsgekanker is de demonstratie van
academische inteelt: nutteloos onderzoek dat vegeteert in de zelfgeschapen
virtuele wereld van specialistische tijdschriften. De geciteerde kankers zijn
verouderingskankers en een beroepsrisico van iedere zich seksueel
voortplantende veelcellige samenwerking. Zoals in iedere samenwerking gedraagt
niet ieder zich altijd naar behoren. Natuurlijke evolutie heeft onze fysiologie
geboetseerd: we zijn vegetariërs die zich tot jagende en verzamelende
alleseters hebben omgeschoold. Moeder zorgde voor het gevarieerd basisdieet van
wortels, granen, fruit en eetbare bladeren. Vader rende langer dan zijn
‘fastfood’: op de hete savanne zijn zwetende, naakte en rechtop lopende apen de
ongeslagen kampioenen op de lange afstand. Vlees vonden we heel smakelijk. Het
leverde vermoedelijk echter minder calorieën en eiwitten op dan status en het
lekkerder en vruchtbaarder wijfje, voor de succesvolle jager. Onze adaptatie
aan vleeseten blijft incompleet: een te groot pakket vlees in onze voeding
kunnen wij niet aan.
Deze wijsheid is ouder dan homo sapiens: eet gevarieerd,
ren genoeg, zwelg niet in het vlees en houd je gewicht in de gaten. Als vijftig
jaar epidemiologisch onderzoek over voeding en kanker daaraan iets heeft
toegevoegd, mogen ze het zeggen. Dat hebben ze dan goed verborgen gehouden!
Medisch Contact, 22 december 2004
Geen opmerkingen:
Een reactie posten